zucht – onderwijs – wat is van belang?

leraarEr zo één collega die me altijd belachelijk maakt. Mij of mijn vak, dat is hem om het even. Elke keer weer heeft hij wel een denigrerende opmerking. “Ach, het is godsdienst maar.” “Tja, wat moet je met zo een vak.” “Alsof jouw vak van betekenis is.” “Nee, jij stelt veel voor.”  … Hij weet het iedere keer zo te brengen dat het zogenaamd grappig is en als je er wat van zegt heb je geen humor.

Laatst maakte hij weer een brute opmerking – zo bruut dat de enige collega die het hoorde zich verslikte, de wenkbrauwen omhoog trok, “Sooooo” riep, het hoofd iets knikte en me een veel betekenende blik vol medeleven gaf. Á la minute diende ik hem met een poeslief lachje van repliek “Tja en dit is waarom ze jouw contract niet verlengen en het mijne wel.” BAM – Ik wachtte zijn reactie niet af, draaide me om en liep naar mijn lokaal. Achter me hoorde ik de meelevende collega in de lach schieten maar verder bleef het opvallend stil. Mijn vak zo inferieur behandelen… tsss.

 

Soms …

Vanmorgen extra vroeg begonnen om met mn sectiecollega alvast de nodige voorbereidingen voor het volgende jaar te inventariseren. Eindelijk heb ik een collega die net zo enthousiast en vooruitstrevend over het vak denkt. Wilde ideeën als een kloosterweekend, reli-bootcamp en christo-kunstproject passeerden de revue. Natuurlijk moet de directie ook nog zijn zegje doen maar sommige ideetjes zijn best haalbaar, betaalbaar, vakoverstijgend, leuk én leerzaam.  Zo aan het eind van het schooljaar – uitgeblust als een docent dan is – werden we steeds enthousiaster over het komende seizoen.

Mijn enthousiasme werd echter snel de grond in geboord toen ik van de ene naar de andere locatie pendelde. 5 uur lang kreeg ik het ene na het andere probleem over me heen: een dikke mail van ouders (het ging niet over mij maar ik kon er alsnog niets mee), leerlingen die me in de auto al aan het whappen waren wanneer ik tijd had voor ze, een klas die in grootse ontsteltenis mij het allerergste falen van een veel te lieve collega presenteert als een storm in een glas water, een hysterisch huilende dame omdat haar verkering het heeft uitgemaakt, een groep luidruchtig roddelende leerlingen over die dame, een andere leerlinge die er voor de tweede keer uitgestuurd was – natuurlijk volkomen onterecht- en furieus en gefrustreerd haar gelijk bij mij probeerde te halen, de veel te lieve collega die met tranen bij me kwam…

Als ouders bij me in de klas hadden gezeten had mijn vak ze kunnen leren dat veroordeling meestal niet op zijn plek is. Maarja dat ‘kan’ niet en dus maar een überkorte reactie geschreven in de hoop dat hun kind beseft dat ik naar die lessen verwijs. Dat die ene jongen zich prettig genoeg voelde om mij te whappen en om een gesprek vroeg komt niet in het minst door hoe mijn vak je aan het denken kan zetten. We hebben er rustig over gepraat, en ik kon hem verwijzen naar de les over inzicht in jezelf en groepsprocessen en aan het eind van de middagpauze kon hij ietsie wijzer weer verder. De hysterische klas gaf ik in de pauze erna op zijn flikker en verwees ik naar de lessen over respect, groepsdruk en intrinsieke motivatie. Het was niet wat ze hadden verwacht maar ze gaven me wel schoorvoetend gelijk. De gefrustreerde, huilende leerlinge heb ik getroost, gewezen op eigenwaarde en op het ‘geloven in jezelf’. De roddelaars hield ik een spiegel voor en dropen min of meer beschaamd af en voor de veel te lieve collega stapte ik een half uur uit de klas om even naar haar verhaal te luisteren. Met een half oog de orde achter de deur in de gaten houdend probeerde ik haar te bemoedigen en te vertellen hoe ik het heb aangepakt.  Na mijn laatste les nog een uur met een leerling zitten praten die haar verhaal kwijt moest en ook haar weer gewezen op de lessen over kernkwaliteiten, valkuilen en uitdagingen.

Tussendoor had ik natuurlijk ook nog les, met dyslectische leerlingen, adhd-ers, PDD-ers, Aspergers en natuurlijk ook heel veel hormonale pubers. Cijfers dienden gecheckt, vragen beantwoord, orde houdend, hoofdstukken afgerond, planning voor de toetsweek uitdelend, klassenuitje geregeld, sectie-etentje gepland … en ik werk op donderdag in principe maar een halve dag…

 

Bekaf, gesloopt en met een kloppend hoofd kwam ik thuis. Als er nu nog iemand is die durft te beweren dat mijn vak niet van belang is …

 

 

bron foto

 

kernkwadranten in de klas en in de kerk

Kernkwadrant_NLDiverse collega’s vonden het te hoog gegrepen. Ook de teamleider keek me enigszins verbaasd aan dat ik dit aspect in havo en vwo 3 wilde uitproberen. Ooit had hij het een keer geopperd maar niemand geloofde dat derde klassers dit al konden beredeneren.  Toch heb ik het gedaan. Je zou me eigenwijs kunnen noemen maar ik geloof gewoon in hun kunnen. Jonge mensen moeten niet onderschat worden. …

De 4 kwadranten. Wat zijn je kwaliteiten, je valkuilen, je uitdagingen en je irritaties? Leerlingen weten dondersgoed waar ze zich aan irriteren. Ze weten feilloos waar ze de mist in gaan en wat anderen vinden dat ze zouden moeten leren. Nadenken over dát waar ze goed in zijn is over het algemeen nog het moeilijkst van de 4.

De gedachtengang achter deze kwadranten hadden ze eigenlijk direct door. Natuurlijk had ik een stel treffende voorbeelden.  In elke klas zit wel een druktemakende humorist…

Kernkwaliteit: humor – drijf je dat te ver door / weet je van geen ophouden dan is je valkuil dat je niet serieus genoeg kan zijn. Je uitdaging wordt dan ‘serieus leren zijn’ en als je dat te ver door drijft krijg je ‘saai’ – en daar heb je dan ws een hekel aan. Héél herkenbaar voor leerlingen in lessituaties. Want er is altijd wel een docent die ongelooflijk saai is en zich dood ergert aan de oeverloze humor van deze of gene. Met als gevolg dat hij nog saaier en serieuzer gaat doen en de leerling zo eigenlijk forceert om dat nog meer te compenseren met humor.  Echt wel dat ze door hadden hoe dit in zijn werk ging.

Het moeilijke aspect was hun eigen kwaliteiten leren herkennen. En het dan kunnen omzetten naar één van de andere kwadranten. Daar heb je eigenlijk best wel wat woordkennis voor nodig. Maar moeilijk is niet onmogelijk.  En met wat hulp kwamen ze er echt wel.  Soms klopten hun interpretatie van bepaalde woorden niet helemaal, maar dat geeft niet. Hun gedachtegang was ok.  Ze leerden nadenken over zichzelf en over anderen. Over waarom het soms zo lastig is om samen te werken en dat je dan ook bewust kan kiezen om van elkaars kwaliteiten gebruik te maken in plaats van in elkaars allergiezone te blijven hangen.

Het was ook best confronterend voor mij. Want natuurlijk koppelde ik het aan ‘Godsdienst’ en geloofsgemeenschappen. Dat veel mensen zich er juist zo goed bij kunnen voelen wanneer er gekeken wordt naar elkaars kwaliteiten en je geholpen wordt met je uitdagingen.  Maar dat dit ook iets is waar mensen juist op afknappen in geloofsgroepen  en waarom ze zo negatief kunnen zijn over godsdiensten – omdat ze teveel gewezen werden op hun valkuilen, ze verwijten naar het hoofd geslingerd kregen en zich daardoor mateloos ergeren … En zoals altijd ben ik open over mezelf en met een inkijkje aan mijn ervaringen leer ik ze wanneer grenzen worden overschreden en hoe belangrijk het is jezelf in acht te nemen – te geloven in jezelf (yep – coming from me – the worst example ever).

Na mijn laatste les vanmorgen kwam 1 van ‘mijn pubers’ terug naar het lokaal: “Ik vond het een erg leuke en interessante les mevrouw, bedankt!”  – Soms kan ik me emotioneel leeggeven, maar complimentjes als dit geven je toch weer energie.

Ik herinner me een oneliner van Jurgen 2 weken geleden… Dat je de kerk beter ‘uit’ hoort te gaan dan dat je er in ging. Sommige zaken gaan niet voor iedereen op.

Geloofsinstellingen kunnen teleurstellen, mensen kunnen (diep) teleurstellen maar dat dit niet wil zeggen dat je je geloof aan de kant moet zetten of dat God teleurstelt. … Of dat je zelf een teleurstelling bent …  Al voelt het soms wel zo.

Help! Is er ook een meldpunt voor ‘normale’ kids?

jongereIk geef godsdienst. Dat wil zeggen dat ik ervoor betaald word om voor de klas te staan, de christelijke identiteit van de instelling moet representeren (zonder te evangeliseren) en geacht word de leerlingen wat kennis over godsdiensten bij te spijkeren.  Maar het vak is zoveel meer. Ik noem het ook liever ‘Levensbeschouwing’ omdat ik mijn ‘pubers’ inzicht wil geven in zichzelf, anderen en in (geloofs)groepen. Ik sta stil bij verschillende levensvragen die zich onverwacht, ongevraagd en vaak ongewild zomaar aan je kunnen opdringen. Er is niet 1 lesmethode die ik werkelijk recht vind doen aan het vak en dus ‘verzin’ ik met regelmaat mijn eigen lessen, wanneer mogelijk afgestemd op de actuele noden van m’n leerlingen.

Zo merk ik nu dat het kiezen van een profiel / vakkenpakket menigeen onzeker maakt en ze daardoor gaan twijfelen aan zichzelf. Ongenoegens komen bovendrijven en bij vlagen uit zich dit in onrust en onvrede.

Deze week heb ik al een aantal keer -zomaar ’tussendoor’ – een stel gesprekjes met  leerlingen gehad. Buiten de lessen om uiteraard. In mijn pauzes of soms blijf ik zelfs een uur of langer ‘wachten’ omdat ze vroegen of ik tijd voor ze kon maken.  De één moet thuis erg veel helpen (ook in de zaak), heeft een zieke oma waarvoor gezorgd moest worden en aangezien ouders de Nederlandse taal niet helemaal machtig zijn maar toch een bedrijf hebben moet zij merendeel van de zakelijke brieven schrijven.  Financieel staan ze er nu niet heel goed voor. Ze sliep slecht. (Goh – hoe zou dat komen). Haar cijfers laten toe dat ze kan kiezen wat ze wil. Voor het bedrijf zou iets wiskundig wel handig zijn – maar daar heeft ze niet zo veel mee. “Wat moet ik doen?” “Hoe weet ik wat ik moet worden?”

Een ander worstelt met trauma’s – waar ik nu maar even niet over zal uitweiden.  Vandaag spendeerde ik mijn pauzes aan een leerling die zich door het thuisfront niet geliefd voelt. En voor wie denkt ‘Daar heeft haast elke tiener wel eens last van.’ – hier betreft het geen puberkwestie, dit speelde vorig jaar (en de jaren daarvoor?) ook al – het gevoel is reëel.  Het is voor niemand leuk om nooit te horen ‘Hé hoe was je dag vandaag.” Of om avond aan avond alleen voor de tv te moeten ‘hangen’. Maar voor een puber is het extra erg: middenin je ‘losmakingsproces’ wanneer je volwassen probeert te worden heb je juist een liefdevolle en betrokken omgeving nodig. De basis van waaruit ze hun vleugels horen uit te slaan moet stabiel zijn willen ze niet struikelen of vallen om al klapwiekend en stuntelend te hoeven starten in het leven wat ‘volwassen’ heet.

Het enige wat ik kan bieden is een luisterend oor – wat mij betreft elke pauze weer. Ik kan verwijzen naar de schoolmaatschappelijk werkster, maar vaak sta ik toch dichterbij. Niet in het minst vanwege mijn vak…

Via via hoor ik dat een eersteklasser het thuis ook niet makkelijk heeft. Weer een ander zit in het zoveelste pleeggezin. Nog een ander is extreem vaak ‘ziek’. Add, Adhd, Pdd, Asperger… wanneer een leerling een sticker heeft (en ook die zijn er voldoende) komt daar altijd moeite en worsteling bij kijken.  Menig leerling voelt zich vaak eenzaam en verdrietig (Ok, iets wat bij de leeftijd hoort maar a) dat weten zij vaak niet en  b) dat maakt het niet minder erg), sommigen zijn ronduit down of depressief.

Op facebook zei iemand dat het leek alsof ik steeds minder toekwam aan lesgeven. (Complimenteus bedoeld) En ja, in verhouding ben ik steeds meer tijd kwijt aan ogenschijnlijk onbelangrijke tussendoor gesprekjes. En dat maakt ook dat ik steeds meer tijd kwijt ben om me in te dekken. Als een leerling mij smst of whapt (ja ze hebben mijn 06 – nee dat was niet de bedoeling maar ging ‘per ongeluk’ – en nee, ze hebben er nog nooit misbruik van gemaakt- maar ja: ik anticipeer op hun wijze van communiceren.) anyway – als ik terug sms of whap ben ik continue aan het bedenken hoe ik iets schrijf, welke emoticons ik erbij kan gebruiken of welke beter niet, hoe het over kan komen, hoe ik dit ga uitleggen als ik ervoor ter verantwoording wordt geroepen. enz enz. Heel vermoeiend.

Na elk ‘gesprekje’ ben ik tijd kwijt aan het overwegen of ik dit moet melden of niet, wat ik dan wél doorvertel en wat niet, of ik het vertrouwen van de leerling niet beschaam, of dat het te onbenullig is om door te geven of juist niet …  En bovenop dit alles heb ik soms echt verdriet. Dan huil ik om de tranen die zij moeten huilen, voel ik de pijn die zij voelen. Ben ik boos op deze onrechtvaardige wereld. Zit ik even zelf heel erg slecht in mijn vel. Vanmiddag had ik zo een moment.

Ooit zong ik het lied “Heer raak mijn hart aan” (Opwekking 471)  “Heer raak mijn hart aan, maak mij bereid uw pijn te voelen, uw tranen te huilen, bewogen te zijn … maak mij bereid.” 

En hoezeer ik ook besef dat mijn pubers een luisterend oor kunnen gebruiken… soms wordt het me teveel en heb ik haast spijt dat ik dit ooit oprecht zong. Ik heb toen nooit geweten wat ik met dit lied vroeg … wat ik werkelijk zong … Wat Zijn pijn voelen, Zijn pijn om de gebrokenheid in deze wereld, om het verdriet van deze jongens en meiden, om al het onrecht wat hen overkomt… Zijn pijn voelen, is absoluut niet leuk.

zucht – waar is het vak Godsdienst nou goed voor? HIERVOOR!

godsdienstDe open avond is geweest … elk jaar is dit dé avond waar ik tegenop kijk. Het is nl. gewoon gênant… :

Ouders die verveeld tot aan de deuropening komen, ‘Godsdienst’ op de deur zien staan, snel even naar binnen piepen en zich ongeneerd weer omdraaien. Totaal ongeïnteresseerd in mijn vak. Af en toe kan ik nog net flarden van zinnen opvangen “…toch niet gelovig…” of “…onbelangrijk…”. Zucht.

Ik sta voor mijn vak. En ook voor de noodzaak ervan.  Godsdienst (of levensbeschouwing – maakt mij niet uit hoe je het beestje noemt) is een vak wat vele andere vakken met elkaar verbindt. Het leert kinderen inzicht te hebben in zichzelf, in anderen, in (geloofs)groepen…. Ze leren nadenken bij dat waar ze zelf voor willen staan, hoe ze de wereld ervaren, hoe anderen dat doen en hoe ze wel of niet matchen met andersdenkenden.

Levensvragen komen aan bod en ze leren nadenken over wat ze hoop, troost, rust of energie geeft.

Kennis over verschillende geloven maakt niet alleen dat ze op een hoger niveau leren nadenken en verbanden leren leggen, het bereidt ze voor op een toekomst waarin kennis staat voor macht en invloed. Het leert ze dat macht misbruikt kan worden en dus ook zij gevaar kunnen lopen. Geleerde informatie maakt dat ze deze – op hun beurt- weer kunnen gebruiken om invloed uit te oefenen. Het maakt hun positie in de maatschappij sterker.

gdbelangRaakvlakken met geschiedenis, maatschappijleer, aardrijkskunde, management, zorg, en ontwikkeling maakt dat ze vakoverstijgend leren denken. Vakken blijven niet op zichzelf staan maar worden door mijn vak met elkaar verbonden.

En wat dacht je van respect? Kennis leidt tot begrip en begrip leidt tot respect. Godsdienst is bij uitstek het vak om bij de leerlingen een diepe motivatie tot respect te kweken.  Maar het leert ze ook het verschil tussen  Intrinsiek en opgelegde motivatie. Hoe dit komt en wat je ermee kan of ‘moet’.

En dan heb je zo een avond waarbij ouders ongeïnteresseerd je lokaal passeren. Maakt niet uit dat ik al vanaf 8:00 aanwezig was (en dus al 11u aan het werk was) :S …  Kom ik de volgende morgen weer is het eerste wat ik hoor “En waar is dat nou voor nodig, dat ze dit allemaal voor jouw vak moeten leren??”  Zucht “Wil je daar echt antwoord op?” “Ja, ik vraag het me echt af.”  … en dus vuur ik mijn felste pleidooi op hem af en noem al ratelend al het bovenstaande op.  “Ow, ok.”  Is de enige repliek.

En dus ga ik met m’n kop thee naar m’n lokaal … maar goed dat ik nog een kwartier  heb voor de leerlingen komen, kan ik m’n humeur ff sussen.

Dood in de klas

Vanmorgen een heftige les gehad. Mooi – maar heftig.

In het kader van levensvragen schreef de handleiding mij een videofragment uit ‘De leeuwenkoning’ voor.  Maar hoe zielig menig leerling kleine Simba ook zou vinden, ik vind het geen recht doen aan hun niveau. Ik liet ze een ander fragment kijken; een stukje uit een docu van de ncrv waar een meisje van 12 vertelt dat haar vader is overleden en wat dat met haar doet. Het verdriet, het lijden, de rouw … het leren verder gaan … De kwetsbaarheid van het leven werd open en eerlijk uit de doeken gedaan. Ook in het gesprek achteraf.

Het is moeilijk, en iedere keer wanneer ik onderwerpen als deze aansnij heb ik het gevoel een mijnenveld te betreden. Je weet immers nooit welke actuele emoties er bij je leerlingen aanwezig zijn of wat ze wel of nog niet aankunnen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat je de hele klas in een huilbui manipuleert. Toch vind ik het van belang dat er geen taboe-onderwerpen zijn en dat ‘alles’ bespreekbaar gemaakt moet kunnen worden. Gevoelens zijn er niet op ze te verstoppen, ook tieners mogen weten en leren dat hun emoties als het ware de zintuigen van hun ziel zijn. En wie bij brandende pijn geen panlappen gebruikt krijgt blaren op zijn ziel. Godsdienst is het vak bij uitstek wat leerlingen kan leren nadenken over de levensvragen die voortkomen uit hun eigen gevoel.

Het werd een bijzondere les. Het ontwapenende filmpje maakte heel wat los. Voetje voor voetje waagde ik me in het mijnenveld. De ene vraag bewust over het eigen gevoel laten gaan … de volgende vraag heel gericht iets minder persoonlijk. Kwetsbaar zijn leerlingen op hun mooist. Ik vond het dan ook waardevol – voelde me zelfs vereerd- dat ze zo open en eerlijk iets van hun (gewezen) emoties durfden te delen; hoe het is om je opa te verliezen… of zelfs je meester op de basisschool omdat hij er zelf een einde aan maakte… of hoe je je voelt wanneer je de laatste keer naar iemand ‘kijkt’… waarom er zo vaak gelachen wordt bij de koffietafel van een begrafenis… Intens verdriet is de meeste tieners niet onbekend. De jongen die het er even te moeilijk mee kreeg kon na een adempauze op de gang rekenen op bemoedigende knikjes en schouderklopjes. Een breekbare sfeer van bewondering voor wie zijn diepste ‘ik’ durfde te erkennen ging als een zucht door de ruimte…

De pauze naderde … het gesprek werd afgerond. Dan moet je voorkomen dat het fragiele moment gebroken achtergelaten wordt, of een zwaarmoedig gevoel zich meester maakt zodra deze juf haar hielen licht …

“Het is bruin en kruipt langs je benen omhoog” Zei ik. “Stront met heimwee” gilt er eentje door de klas. En het geschater overstemde de bel.

Op dit soort momenten weet ik weer waarom ik docent Godsdienst ben.

Godsdienst (on)belangrijk voor het onderwijs?!

Pff, als ik iets niet leuk vind in het onderwijs, dan is dat het geven van een 1. Maar helaas, soms kan je niet anders. Het ergst is het geven van een 1 wanneer het arme kind zich een eind in de rondte heeft geleerd maar alsnog alles fout heeft geantwoord. Gelukkig heb ik dat in bijna 12 jaar onderwijs maar 2 of 3 keer meegemaakt. Ook, erg, maar dan op een heel andere manier is wanneer je een leerling ziet spieken tijdens een overhoring. Vandaag was dat het geval, en met een stevige knoop in de maag verzocht ik de dame in kwestie kordaat of ze haar blaadje kwam inleveren. In een fractie zie je dan tegelijk verbazing, teleurstelling en onzekerheid. Ze is niet dom, die jonge meid, maar een slimme actie kan je dit ook niet noemen. Na afloop van de les probeerde ik haar te ‘vermanen’… en dan hoop ik vooral recht te doen aan de bijbelse zin van dit woord; dat het tegelijk als bemoedigend en opbouwend ervaren word.

Maar weinig leerlingen spieken gewoon ‘omdat het kan’ of omdat het een stuk ‘makkelijker’ is. Meestal gaat er een heel verhaal aan onzekerheid of gevoel van onvermogen aan vooraf. En het is precies dat wat ik zo jammer vind. Helemaal voor ‘mijn’ vak vind ik het zo onnodig. Wie bij mij duidelijk zijn best doet: die eindigt nooit met een onvoldoende! Wees gerust, ik doe niet af aan het belang of de inhoud van het vak Godsdienst! Wanneer ruim 80% van de wereldbevolking ‘gelovig’ is (in wat voor zin dan ook) dan is het maar wat nodig om de leerlingen hierin te onderwijzen (ook al zit het gros van de 20% hier in het Westen). Zo had ik vandaag een eerste klas die bomvol vragen bleek over het ‘mogelijk bestaan’ van een enge geestenwereld en waar er tal van verhalen bekend waren van schimmige ervaringen die ooit door deze of gene was doorverteld. Dan kom je op een moeilijke scheidslijn… je kan niet alles afdoen als onzin of toeval (al zou je dat graag willen: dan doe je ze tekort in hun geloof en vertrouwen in bepaalde personen) – maar je kan onmogelijk alles erkennen als ‘waarheid’. Boeiende gesprekken komen dan op gang, en menig antwoord leidde vandaag tot meer vragen. Het is belangrijk die vragen toe te staan, openlijk te bespreken, ze kennis te laten maken met mogelijke antwoorden en ze vooral te leren hoe je (enigszins) zin van onzin kan onderscheiden.

Soms is het best pittig – om dan temidden van al die ‘afleidende’ vragen en ervaringen – een duidelijke lijn uit te zetten hoe je ze gestructureerd leert nadenken. En vooral het mezelf houden aan die lijn lijkt dan de grootste uitdaging.  Nee, helaas blijft de grootste uitdaging heel wat anders: dat álle leerlingen leren geloven en vertrouwen in zichzelf, in hun eigen mogelijkheden, in hun eigen waarde – ongeacht hun levensbeschouwing of dat van anderen … En misschien vind ik daarom mijn vak wel het belangrijkst…

Omhoog ↑