Modern?

“Zo, met drie schermen tegelijk lesgeven? Dan bent u een van de modernere docenten die ik ken – zeker van uw leeftijd.”

Het was een jonge knul. Een gedreven en enthousiast docent in opleiding. Ik vergeef hem zijn belediging en hou me maar vast aan zijn compliment: hij vond me in ieder geval hip en modern.

Echter toen ik vertelde dat ik me door leerlingen had laten overhalen om op TikTok te gaan keek hij weer bedenkelijk.

“Ik vraag me af of we ons als docent moeten verlagen tot dat niveau. We willen toch dat de leerling groeit? Waarom zouden wij dan afdalen?”

“Ik daal niet af om daar te blijven. Ik daal af zodat wanneer ik weer een paar treden hoger sta les te geven, zij het interessant vinden om te groeien naar mijn niveau.

En behalve dat; humor is de meest geweldige starter van de les. Het verbindt en maakt enthousiast.

Maar wees gerust. Ik ga niet dansen.”

Ik vraag me af of hij gerustgesteld was…

“You teach online, using 3 screens? Wow, you are a true modern teacher – especially for your age”

He was a young teacher-to-be… I forgive him his insult. I choose to look at the compliment: I was modern.

But When I told him I allowed my students to talk me into TikTok he hesitated… “Why on earth would you do that? Lower yourself to their level?”

“I don’t lower myself to their level to stay their. I go their to meet them so that when they see me teaching it invites them a little more to grow to my level. And besides, humor is the best way to start your lessons! It connects and makes enthousiastic. But rest assured I’m not dancing.”

I don’t know if he was ok with my answer… who is old now?

iphone + tale kanaäns = goede preek

psalm 71Vanmorgen heb ik in de kerk de hele tijd op mijn iphone gezeten. Mogelijk dacht menigeen dat ik weer eens een nieuw verslavend spelletje was begonnen, maar nee, dat was niet het geval. De spreker was niet één van mijn favorieten. En hoewel hij qua inhoud altijd een zeer degelijke preek levert, is zijn sombere insteek en vooral ouder taalgebruik (aka tale Kanaäns) in mijn geval behoorlijk afleidend. Zoon 1 omschreef het voor de preek alsvolgt: “Oh nee, is dat die kerel die voorleest uit die hele oude vertaling en dan in die taal verder praat?”  Euh, ja, dat is die man.

Bij zin 2 – na het voorlezen van een behoorlijk ‘boeiend’ stuk uit Jeremia – fluisterde zoon 2 dat hij al was afgehaakt. Vergeef me mijn heidense kinderen, ze moeten het met mij als voorbeeld doen.

Dus, om te voorkomen dat ik de hele tijd afgeleid zou worden door de wat ouder wordende woordenschat en het puberale geschuifel en gefluister aan mijn rechterzijde, wilde ik ‘meeschrijven’. Pen en papier is zó 2013 dus sprong mijn iphone zomaar – geheel uit het niets vanuit mijn tas recht in mijn typegrage vingers.

 

Het bijbelgedeelte was al voorgelezen. Nu ben ik de laatste tijd wel aardig ‘fan’ van Jeremia vanwege zijn uitbundige klaagpartijen (iets wat bij God dus ook welkom is). Maar, tja, het gedeelte – in eerste instantie zomaar uit de context geplukt- was kaal, emotieloos, feitelijk en tja … nou niet bepaald tot mijn hart sprekend. (Jeremia 52:1-12 en 31-34)

De uitleg die volgde was wel sterk.  Echt, ik kon het alleen maar volgen omdat ik meetikte op het mini-toetsenbordje in mijn verwondde handen (heb geklust deze week). Dus hemel zij dank voor de gadgets van deze tijd.

Het boek Jeremia, en dat vooral het laatste hoofdstuk is inderdaad heel emotieloos en feitelijk. Het was de bedoeling ook niet om in dit boek te vertellen over hoe erg e.e.a was, hoeveel leed de mensen moesten ondergaan, hoeveel verdriet het deed dat … Die emoties: het huilen, het uitschreeuwen van onbegrip, het jammerlijk weeklagen, het uiten van dat wat hij en het volk diep van binnen voelde beschreef Jeremia al in het boek klaagliederen. Er was dus absoluut wél tijd en ruimte om al die negatieve gedachten en al die pijn, om dat te uiten naar God. Alleen niet in hetzelfde boek. In het boek Jeremia wil de schrijver duidelijk maken wat de feiten waren om zo te laten zien wat er werkelijk gebeurde: wat de oorzaken en het gevolg was van eea., hoe het verleden tot het heden had geleid en welk toekomstperspectief dit met zich mee bracht. Overzicht. Het boek Jeremia gaat om overzicht.

 

Is dat niet wat wij als mensen soms het meest nodig hebben wanneer we in het diepst van onze pijn zitten? Dat er én tijd en ruimte is om onze emoties te uiten maar dat er ondertussen ook feitelijk, alles op een rij gezet wordt zodat we overzicht hebben in dat wat gebeurde, hoe we tot de situatie waar we in zitten kwamen en dat we weer perspectief op de toekomst krijgen?

 

Voorafgaand aan de preek werd een stukje uit Psalm 71 voorgelezen. Jammer genoeg alleen maar het ‘leuke’ gedeelte. In deze Psalm is iemand aan het woord die zijn leven lang op God vertrouwde al ging dat niet zonder slag of stoot: Hij was in handen gevallen van wrede overheersende mannen (v4), er werd over hem geroddeld en tegen hem gespannen (v10), hij zat in levensbedreigende situaties (v11)… Hij voelde God echt niet altijd even dichtbij., hij smeekt God zelfs dat Hij niet te ver weg moest zijn, of dat God hem alsjeblieft te hulp zou komen – maw hij ervaarde geen hulp – (v11-12). Hij bidt niet om kracht zodat hij zijn vijanden kan ‘vergeven’ (oo- wat een slecht gristen – owja – het was waarschijnlijk ‘gewoon’ een Jood). Hij uit zelfs de hoop dat God zijn tegenstanders te schande zal doen staan (v13) …  Maar zodra de psalmist zijn grieven heeft geuit kan hij weer de feiten op een rij zetten. Door de feiten ziet hij weer de rode draad in zijn leven: vertrouwen in en op God.  Het is de combi van zowel de emoties als de feiten die maakt dat hij weer zicht heeft op de toekomst. Een toekomst waarin zowel emotie als hoop een plekje krijgt:

 

Mijn tong zal heel de dag van uw gerechtigheid spreken: wie mijn ongeluk zoekt, zal te schande staan. (Psalm 71:24)

 

Dit is precies de boodschap die Jeremia mij vandaag gaf – middels een door oud taalgebruik doorspekte preek.

 

(Jammer genoeg kunnen we die tekst vanavond niet zomaar op ons voetbalteam plakken :B)

 

Gezapige opwekking eenheidsworst

Er moet me iets van het hart. Ik heb stevig geaarzeld om mijn kritiek te vangen in een blog maar ik doe het toch. Fred de Vries durft het ook (voorzichtig) in zijn column op CIP.nl Het is dus zijn schuld dat ik de moed vat.

Die opwekkingsliedjes … hoe zeg ik het voorzichtig. Kan ik het voorzichtig zeggen? Tijdens de conferentie in Orlando kregen we échte muziek voorgeschoteld, en toen schreef ik het al in mijn notebook: “Opwekkingmuziek: afgelebberde, verbruikte ijsjes” – nee, ik ga niet helemaal eerlijk zijn, want wat ik echt schreef was nog tactlozer… (bijna *schaam* maar nét niet :P)

Sinds mijn Burn Out zing ik niet meer. Ik kan het niet. Echt niet. Ik kan het gewoon niet opbrengen. Ik heb er de adem niet meer voor. En terwijl ik dit schrijf ben ik me ineens zeer bewust van de dubbele betekenis die ‘adem’ in de Bijbel heeft. Ik ben al blij dat de fase van ‘muziek verafschuwen’ een gepasseerd station is en dat ik voorzichtig, soms een enkel nummer kan waarderen en in mijn hoofd mee neurie. Ook sommige christelijke nummers kan ik (weer) waarderen. Maar van genieten van de nieuwe opwekkingsnummers is geen sprake. Een enkele, zeldzame, keer raakt een heel oud nummer me nog maar die nieuwe … Op bruiloften gruwelijk ik al van abc-tjes – brr

Ik vind het allemaal meer van hetzelfde. Dezelfde ritmes, dezelfde intervallen, op dezelfde momenten toontje omhoog of toontje omlaag om van de teksten maar te zwijgen. Wanneer de inhoud niet happy clappy is (waar ik me VRESELIJK aan storen kan) en de bijbelse inhoud een keer wél eer aan doet (Ok – overdreven maar eerlijk is eerlijk: inhoudelijk klopt er soms geen jandoedel van. Of ook daarin is eea weer meer van hetzelfde: zie hiervoor ook de mening van Brian McLaren.) dan is de boel … tja … weer meer van hetzelfde.

Waar is de afwisseling in stijl? Waar is de Jazz, de Soul (letterlijk?), de Country, R&B, Hip hop, whatever?
En waar is de afwisseling tijdens de diensten? Hoe willen we op zondag AL die doelgroepen (mij) aanspreken als we het bij deze gezapige contemporary music houden?

Waar is het jong talent wat ALLE ruimte krijgt (en niet alleen dat wat ‘men’ binnen de dienst vindt passen) om op de drum te meppen, om te rappen, gek te doen, fouten te maken, indruk achter te laten? Waarom plakken we hen ook in dat keurslijf van eenheidsworst?

tJA – Misschien moet ik de vraag omdraaien of is het mogelijk geen vraag maar gewoon een intens opstandig gevoel diep in mij wat niet langer in dat keurslijf wil meelopen? Mmm, ik denk dat het antwoord vast ergens in het midden ligt (maar stiekem vind ik de nieuwe opwekkingsnummers flut.)

christelijke muziek

Omhoog ↑