over hoogteverschil, perspectief en luisteren

Vanaf camping Delphi lijkt het dorpje onder ons op wandelafstand te liggen. Alsof je er zo naartoe zou kunnen slenteren met een koffiekop in de hand. Alsof alles vlak is.

Maar wie goed kijkt, ziet het hoogteverschil.

Tussen hier en daar ligt een dal van ruim tweehonderd meter diep. Dat is alsof je tien flatgebouwen op elkaar stapelt. Alsof je de Euromast ondersteboven de berg in duwt, en je nog steeds bovenaan staat. En het stadje verderop, bij de zee? Dat ligt nóg lager. Meer dan driehonderd meter verschil. Alsof je vanaf hier over twaalf verdiepingen omlaag kijkt – zonder lift.

En wat eruitziet als een vriendelijk veldje met wat struikjes? Dat blijkt een olijfgaard te zijn met tienduizenden bomen – elk metershoog, schaduwrijk, zwaar van geur en geschiedenis.

Zelfs de berg aan de overkant, die eerst één massieve vorm leek, blijkt bij nader inzien uit drie lagen te bestaan. Wat van boven simpel oogt, is in werkelijkheid diep, heet, gelaagd en onvoorspelbaar. Perspectief bedriegt. Boven waait een frisse bries. Beneden hangt de hitte tussen de huizen.

Af en toe horen we flarden van gejuich vanaf een voetbalveld in het dal. Of is het frustratie? De klanken waaien fragmentarisch naar ons toe – maar onderweg verliezen ze hun betekenis. We horen geluid. Maar geen verhaal.

En wanneer we het vragen aan de andere camperaars: “Wat denk jij dat er gebeurt daar beneden?” kijken ze even, knikken lief want ze verstaan geen woord over de grens. Ze zien enkel wat wij zien. Maar zij staan óók op de berg. Met evenveel afstand. Evenveel frisse lucht. Even weinig hitte.

Het is verleidelijk om te denken dat je iets begrijpt, omdat je het kunt overzien. Maar overzicht is geen inzicht. En zien is nog geen voelen.

En voor wie tekent…

Ook in tekenen werkt perspectief precies zo. Wat dichtbij is, lijkt groter. Wat ver weg is, krimpt. Die boom in het dal? Die teken je kleiner dan die voor je neus, ook al weet je dat ze in werkelijkheid even groot zijn. Je ogen doen dat vanzelf. Maar je potlood heeft soms hulp nodig.

Een vergezicht zoals hier in Delphi is prachtig om te oefenen. En het goede nieuws: je hoeft geen meestertekenaar te zijn om het te proberen.

Hier een paar simpele tips:

  • 1. Begin met de horizonlijn.
    Trek een dun lijntje op ooghoogte: dat is waar de lucht de aarde raakt.
  • 2. Bepaal het verdwijnpunt.
    Dat is de plek waar alle lijnen naartoe ‘verdwijnen’.
    (Denk aan wegen, muren, boomrijen – ze lopen daar visueel samen.)
  • 3. Werk in lagen: voorgrond – midden – achtergrond.
    Dingen dichtbij teken je groot en gedetailleerd.
    Verder weg = kleiner, lichter, grijzer, minder detail.
  • 4. Laat kleuren vervagen.
    In de verte worden kleuren koeler, blauwer, grijzer.
    Dit heet ‘atmosferisch perspectief’ – en het werkt ook met aquarel of kleurpotlood.
  • 5. Teken wat je ziet, niet wat je weet.
    Die olijfboom op 300 meter afstand is net zo’n boom als die bij je voeten,
    maar op papier moet hij kleiner – want zo zie jij hem nu.

Perspectief is geen trucje. Het is een manier van kijken. En een uitnodiging tot verwondering.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Omhoog ↑