Het is midden in de nacht maar het is kraakhelder; iemand schuifelt in oorverdovende stilte de trap op. Ik probeer het nog voor mezelf te ontkennen – ik ‘hoor’ ‘s nachts wel vaker nooit geklonken geluiden. Dus ik twijfel. Maar dan is het daar weer: het typische protest van een traptrede die gedwongen wordt het trage gewicht van een insluiper te dragen.
Ik por mijn snurkende wederhelft op niet zo delicate wijze. Voor de verandering houdt het piepende gefluit van zijn ademhaling gelijk op, en ook al is het verblindend duister, ik voel hoe hij met gespitste oren gealarmeerd rechtop gaat zitten.
Het zou echter mijn echtgenoot niet zijn wanneer hij onmiddellijk en doelgericht het bed uit zou springen om heldhaftig het gespuis te bestrijden. Dus met groeiende ergernis van mijn kant trekt hij tergend langzaam de lakens aan de kant en een broek aan. Het gekraak heeft inmiddels de overloop bereikt en tot mijn afgrijzen zie ik een zwak licht en een schim in de kier van de opendraaiende deur verschijnen.
Mijn nekharen – voor zover ik ze heb- staan recht overeind, de gezwollen aders in m’n keel bonzen vervaarlijk en de vuist die m’n hart in haar ijzige greep houdt maakt zich klaar voor een infarct. Ik bevries. Met geen mogelijkheid lijk ik me te kunnen bewegen en mijn stembanden weigeren pertinent mijn innerlijke paniek in daadwerkelijk krijsende geluidsgolven om te zetten.
Het zwakke schijnsel van de maan wat zich achter het angstaanjagende silhouet lijkt te bewegen werpt ineens een heel ander licht op de zaak; de trap staat verkeerd om. En in plaats van de halve draai strekken de laatste drie treden zich rechttoe uit.
Ik droom.
En ook al werd ik vannacht voor de verandering een keer niet gewurgd; het griezelig huiveringwekkende gevoel beklijft.
Als een gekwelde zenuwlijder kruip ik tegen het ronkende lijf van manlief. Zijn klamme warmte werkt deze keer echter niet als een sedatief. Ik had beter kunnen opstaan om een kalmeringspil te pakken want terwijl ik de volgende droom inglijd word ik alsnog vermoord.
Nachtmerries. Ik kan het niemand aanbevelen.

Ook ik weet wat het is om nachtmerries te hebben waarin ik stikte, buiten adem was omdat ik achterna gezeten werd en zoveel andere levensbedreigende situaties waarin ik verkeerde en werd ik naar adem snakkend wakker.
Het duurde dan altijd een poos (soms een uur) eer ik weer in slaap was.
Ik was boos op God omdat ik dan niet in slaap kon komen. Hij belooft immers dat Hij over mij waakt en mij de slaap geeft, zodat ik mij geen zorgen hoeft te maken.
Na heel wat keren, kwam het in mij op: je bent één geest met Hem, Hij waakt wel degelijk over jou. Hij is het die je wakker maakt want Hij weet precies wat er zich in jouw geest afspeelt. Dit gaf zoveel rust, dat de nachtmerries wegbleven of dat als er nog eens één voorbijkwam, ik Hem kon danken dat Hij over mij waakte en sliep ik snel weer in.
Ik hoop dat jij ook mag gaan ervaren dat je niet bang hoeft te zijn als je uit een nachtmerrie wakker wordt, omdat je liefdevolle Vader over je waakt.
Mooi geschreven. Ik hoop, dat je er niet te vaak last van hebt… Nare dromen vind ik vaak ook overdag nog wel naweeën hebben, in de vorm van een unheimisch gevoel. En in het ergste geval ga je opzien tegen de nieuwe nacht..
Ben er helaas maar al te vaak bekend mee 🤢
Brr altijd niet prettig. Rustig aan vandaag!