Over sluwheid, schaamte, en een stem die je stil wil maken

(Ik hou ervan om soms, na een aantal jaar dezelfde tekening weer opnieuw te maken. Op deze manier zie je je eigen groei en vordering het beste. Deze x maakte ik de tekening met pastelpotloden van Caran D’Ache.)

Ik had haar al eens eerder getekend. Lang geleden, op dezelfde bijbelbladzijde. Het was hetzelfde verhaal, maar in een andere tijd, in een andere bijbel, met een andere hand. Eva, met de slang in haar armen, een beetje schuin opkijkend, alsof ze zichzelf nog niet in de ogen durfde te zien.

En nu, tijdens onze reis dwars door Bulgarije, tekende ik haar opnieuw. Mijn lijnen waren anders — zekerder, zachter — en mijn gedachten erover zakten een laag dieper. Ze keek me ineens recht aan.

Toen viel het me op. Het is niet zij die de slang vasthoudt, maar de slang die zich in haar omhelzing wurmt. Hij vlecht zijn gedachten tussen de hare en beweegt zich niet met kracht, maar met een bijna tedere sluwheid. Hij stelt niets opdringerigs voor, hij stelt alleen een vraag. Subtiel, gewiekst, ogenschijnlijk vol goede bedoelingen, maar onderhuids doordrenkt met valse intenties.

En wat hij zegt, klinkt niet verkeerd. Integendeel.

“Heeft God werkelijk gezegd…?” (Genesis 3:1)

Het zijn precies die zinnen die blijven hangen. Niet luid, maar slim. Niet grof, maar net genoeg verdraaid om je aan het twijfelen te brengen.

In het Hebreeuws ligt de spanning in de klank. De tekst zegt: “De slang nu was de sluwste (ʿārûm) van alle dieren…” Het woord ʿārûm betekent sluw, slim, berekenend — maar het rijmt op het woord dat slechts één vers eerder werd gebruikt: “Zij waren naakt (ʿērōm), en schaamden zich niet.” (Genesis 2:25)

Naakt en sluw. ʿĒrōm en ʿĀrûm.

Eerst openheid, daarna achterdocht. Eerst kwetsbaarheid, daarna controle. Eerst vertrouwen, daarna de verstikkende stilte.

Naaktheid was niet het probleem. De blik was veranderd.

God had de mens naakt geschapen — onbedekt, aanwezig, onbeschaamd. In die oorspronkelijke staat stond naaktheid voor rust, voor vrijheid, voor zijn zoals je bedoeld was. Maar door de sluwheid van de slang kantelde het perspectief.

“Toen gingen hun ogen open, en zij merkten dat zij naakt waren…” (Genesis 3:7)

Schaamte ontstond, niet omdat hun lichaam veranderde, maar omdat hun vertrouwen werd verwrongen. Ze keken anders, en zagen zichzelf ineens als verkeerd. Te zichtbaar, te kwetsbaar, te bloot. Ze bedekten zich — met bladeren, met stilzwijgen, met terugtrekking uit verbinding.

De slang creëerde niet alleen afstand tot God, maar ook tot zichzelf, tot elkaar. Hij bracht een eenzaamheid die zich niet uitschreeuwt, maar klein en stil maakt.

De slang, toen en nu

De slang bestaat nog steeds. Hij heeft alleen geen schubben meer. Vandaag de dag heeft hij systemen, woorden, rollen. Hij komt in ruimtes waar je hoopte op veiligheid, in gesprekken die als zorg lijken te klinken, maar je langzaam kleiner maken. Hij spreekt zacht, vriendelijk zelfs, tot je stem verdwijnt en hij je monddood achterlaat.

  • “Weet je zeker dat je het wel goed hebt?”
  • “Is dit wel de toon om dit aan te kaarten?”
  • “God vraagt gehoorzaamheid, geen ‘vuile’ taal.”

Hij laat je denken dat stilte heilig is, dat opstaan rebellie is, dat jouw stem gevaarlijk is. Voor je het weet heeft de controle van een ander jouw gezicht verwrongen. Voor je het weet heeft de slang je geïsoleerd en monddood gemaakt.

Maar dan roept God. Niet streng, maar zoekend.

“Waar ben je?” (Genesis 3:9)

God vraagt niet: “Wat heb je gedaan?”, maar: “Waarom ben jij onzichtbaar geworden? Waarom hoor Ik je stem niet meer?” 

En dan, midden in de gebrokenheid, doet Hij iets wat zo vaak over het hoofd wordt gezien.

“En de HEER God maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van huid, en bekleedde hen daarmee.”(Genesis 3:21)

Hij bekleedt hen. Want na de ontmoeting met de slang is er iets onherstelbaar veranderd. Niet alleen hun blik, maar ook hun besef van kwetsbaarheid. De openheid is beschadigd. De rust is gebroken. Ze kunnen het niet meer dragen zoals eerst.

En God doet wat liefde doet: Hij wist het verleden niet uit, maar begint opnieuw, op de plek waar de mens nu is. Hij zegt niet: “We doen alsof het nooit gebeurd is.” Hij zegt: “Ik zie je. Ik zie dat je je bloot voelt. Dat je niet meer durft. En zo laat Ik je niet staan.”

Hij had kunnen zeggen: “Je hoeft je nergens voor te schamen. Die bladeren zijn nergens voor nodig.” Maar echte troost begint niet met “het valt wel mee.” Echte troost begint met: “Ik zie je. En Ik zorg voor je.”

De kleding is geen straf. Geen vervanging van het naakte. Het is de stem van God die zegt: “Ik bekleed jullie. Jullie mogen weer zichtbaar worden, op een manier die je aankunt.”

Het kleden is niet het einde van intimiteit. Het is het begin van God’s beschermende nabijheid.

3 gedachten over “Over sluwheid, schaamte, en een stem die je stil wil maken

Voeg uw reactie toe

  1. Wow, wat heb je dat prachtig en raak weten te schetsen met woorden! Misschien kun je ooit een boekje uitbrengen met dit soort overdenkingen en tekeningen? Dan meld ik me alvast aan om er 1 te bestellen 😊
    Voor nu: goede reis en Gods beschermende nabijheid en shalom toegewenst.
    Veel liefs, Geeske

    1. Ik heb al een boekje vol van dit soort verhalen. Helaas geen uitgever die er brood in ziet. Als ze al reactie gaven dan was dat ‘Je bent niet bekend genoeg (in christelijk Nederland)’.
      Wie weet durf ik ooit zelf wat uitbrengen.

      1. Tsssss, gemiste kans voor die uitgever(s) hoor! Als ze het wel hadden gedaan, was jij nu heel bekend in christelijk Nederland!
        Ik zal eens kijken hoe een kennis van mij die ook een boekje heeft geschreven, dat heeft aangepakt. Zij heeft dat toen zelf laten drukken.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Omhoog ↑